Background Image
Previous Page  67 / 116 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 67 / 116 Next Page
Page Background

Afschrijvingen

Afschrijvingen worden ten laste genomen van de winst- en

verliesrekening volgens de lineaire methode over de

verwachte gebruiksduur van de immateriële activa.

Immateriële activa worden afgeschreven vanaf de datum

dat ze gebruiksklaar zijn. De geschatte gebruiksduur is 3 tot

10 jaar. De restwaarde, gebruiksduur en afschrijvingsme-

thode worden jaarlijks beoordeeld. De Groep heeft geen

overige immateriële activa met onbepaalde levensduur.

VOORRADEN

De voorraden zijn gewaardeerd aan de kostprijs of aan

netto realiseerbare waarde indien deze lager is. De netto

realiseerbare waarde is gelijk aan de geschatte normale

verkoopprijs, verminderd met de geschatte afwerkings­

kosten en de geschatte kosten die nodig zijn om de

verkoop te realiseren.

De kostprijs van de voorraden omvat de kosten die werden

gedaan om de voorraden te verwerven en om hen te

brengen tot hun huidge locatie en in de conditie waarin ze

zich bevinden. Voorraden worden gewaardeerd volgens de

FIFO-methode.

BIJZONDERE WAARDEVERMINDERINGEN

Niet-financiële activa

De boekwaarden van de niet-financiële activa van de Groep,

met uitzondering van de voorraden en uitgestelde belas-

tingvorderingen, worden op elke balansdatum beoordeeld

om na te gaan of er een indicatie tot bijzondere waardever-

mindering bestaat. Indien een dergelijke indicatie bestaat,

wordt de realiseerbare waarde van het actief geraamd.

Voor goodwill en immateriële activa met een onbepaalde

gebruiksduur of die nog niet voor gebruik beschikbaar zijn,

wordt de realiseerbare waarde ieder jaar op dezelfde datum

geschat. Een bijzondere waardevermindering wordt

geboekt wanneer de boekwaarde van een actief, of de

kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort,

hoger is dan de realiseerbare waarde.

De realiseerbare waarde is de hoogste van de gebruiks-

waarde of de reële waarde minus verkoopkosten. Bij het

bepalen van de gebruikswaarde worden de contante

waarde van de geschatte toekomstige kasstromen bere-

kend met behulp van een vooropgestelde gewogen

gemiddelde kost van het vermogen, die zowel de actuele

marktrente als de specifieke risico’s met betrekking tot het

actief of de kasstroomgenererende eenheid weergeeft. Voor

een actief dat op zichzelf geen omvangrijke kasinstromen

genereert, wordt de realiseerbare waarde bepaald van de

kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort.

De in een bedrijfscombinatie verworven goodwill wordt

toegerekend aan groepen kasstroomgenererende eenheden

die naar verwachting zullen profiteren van de synergie­

voordelen van de combinatie.

Bijzondere waardeverminderingsverliezen worden opgeno-

men in de winst- en verliesrekening. Bijzondere waardever-

minderingsverliezen opgenomen met betrekking tot

kasstroomgenererende eenheden worden eerst in mindering

gebracht op de boekwaarde van, eventueel, aan kasstroom-

genererende eenheden (of groepen van eenheden) toegere-

kende goodwill en vervolgens naar rato in mindering

gebracht op de boekwaarde van de overige activa van de

eenheid (of groep van eenheden).

Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt teruggeno-

men indien de terugname objectief in verband kan worden

gebracht met een gebeurtenis die zich heeft voorgedaan

nadat dit bijzonder waardeverminderingsverlies werd

genomen. Een eerder geboekte bijzondere waardeverminde-

ring wordt teruggenomen, als er een wijziging is opgetreden

in de ramingen gebruikt ter bepaling van de realiseerbare

waarde, doch niet voor een hoger bedrag dan de netto

boekwaarde die zou zijn bepaald, als er de vorige jaren geen

bijzondere waardevermindering werd geboekt. Een bijzon-

dere waardevermindering met betrekking tot goodwill wordt

niet teruggenomen.

Niet-afgeleide financiële activa

Financiële activa die niet tegen reële waarde met verwerking

van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening

gewaardeerd worden, met inbegrip van investeringen die

worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode,

worden op iedere balansdatum beoordeeld om te bepalen of

er objectieve aanwijzingen bestaan dat zij een bijzondere

waardevermindering hebben ondergaan. Een financieel actief

wordt geacht onderhevig te zijn aan een bijzondere waarde-

vermindering indien er objectieve aanwijzingen zijn dat na de

eerste opname van het actief zich een gebeurtenis heeft

voorgedaan die een negatief effect heeft gehad op de

verwachte toekomstige kasstromen van dat actief en

waarvan een betrouwbare schatting kan worden gemaakt.

Objectieve aanwijzingen dat financiële activa onderhevig zijn

aan een bijzondere waardevermindering omvatten het niet

nakomen van betalingsverplichtingen en achterstallige

betalingen door een debiteur, herstructurering van een aan

de Groep toekomend bedrag onder voorwaarden die de

Groep anders niet zou hebben overwogen, aanwijzingen dat

een debiteur of emittent failliet zal gaan, nadelige veranderin-

gen in de betalingsstatus van debiteuren of emittenten,

economische omstandigheden die gepaard gaan met

wanbetalingen en het verdwijnen van een actieve markt voor

65

05 / FINANCIEEL RAPPORT

KINEPOLIS GROUP

JAARVERSLAG 2014