Afschrijvingen
Afschrijvingen worden ten laste genomen van de winst- en
verliesrekening volgens de lineaire methode over de
verwachte gebruiksduur van de immateriële activa.
Immateriële activa worden afgeschreven vanaf de datum
dat ze gebruiksklaar zijn. De geschatte gebruiksduur is 3 tot
10 jaar. De restwaarde, gebruiksduur en afschrijvingsme-
thode worden jaarlijks beoordeeld. De Groep heeft geen
overige immateriële activa met onbepaalde levensduur.
VOORRADEN
De voorraden zijn gewaardeerd aan de kostprijs of aan
netto realiseerbare waarde indien deze lager is. De netto
realiseerbare waarde is gelijk aan de geschatte normale
verkoopprijs, verminderd met de geschatte afwerkings
kosten en de geschatte kosten die nodig zijn om de
verkoop te realiseren.
De kostprijs van de voorraden omvat de kosten die werden
gedaan om de voorraden te verwerven en om hen te
brengen tot hun huidge locatie en in de conditie waarin ze
zich bevinden. Voorraden worden gewaardeerd volgens de
FIFO-methode.
BIJZONDERE WAARDEVERMINDERINGEN
Niet-financiële activa
De boekwaarden van de niet-financiële activa van de Groep,
met uitzondering van de voorraden en uitgestelde belas-
tingvorderingen, worden op elke balansdatum beoordeeld
om na te gaan of er een indicatie tot bijzondere waardever-
mindering bestaat. Indien een dergelijke indicatie bestaat,
wordt de realiseerbare waarde van het actief geraamd.
Voor goodwill en immateriële activa met een onbepaalde
gebruiksduur of die nog niet voor gebruik beschikbaar zijn,
wordt de realiseerbare waarde ieder jaar op dezelfde datum
geschat. Een bijzondere waardevermindering wordt
geboekt wanneer de boekwaarde van een actief, of de
kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort,
hoger is dan de realiseerbare waarde.
De realiseerbare waarde is de hoogste van de gebruiks-
waarde of de reële waarde minus verkoopkosten. Bij het
bepalen van de gebruikswaarde worden de contante
waarde van de geschatte toekomstige kasstromen bere-
kend met behulp van een vooropgestelde gewogen
gemiddelde kost van het vermogen, die zowel de actuele
marktrente als de specifieke risico’s met betrekking tot het
actief of de kasstroomgenererende eenheid weergeeft. Voor
een actief dat op zichzelf geen omvangrijke kasinstromen
genereert, wordt de realiseerbare waarde bepaald van de
kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort.
De in een bedrijfscombinatie verworven goodwill wordt
toegerekend aan groepen kasstroomgenererende eenheden
die naar verwachting zullen profiteren van de synergie
voordelen van de combinatie.
Bijzondere waardeverminderingsverliezen worden opgeno-
men in de winst- en verliesrekening. Bijzondere waardever-
minderingsverliezen opgenomen met betrekking tot
kasstroomgenererende eenheden worden eerst in mindering
gebracht op de boekwaarde van, eventueel, aan kasstroom-
genererende eenheden (of groepen van eenheden) toegere-
kende goodwill en vervolgens naar rato in mindering
gebracht op de boekwaarde van de overige activa van de
eenheid (of groep van eenheden).
Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt teruggeno-
men indien de terugname objectief in verband kan worden
gebracht met een gebeurtenis die zich heeft voorgedaan
nadat dit bijzonder waardeverminderingsverlies werd
genomen. Een eerder geboekte bijzondere waardeverminde-
ring wordt teruggenomen, als er een wijziging is opgetreden
in de ramingen gebruikt ter bepaling van de realiseerbare
waarde, doch niet voor een hoger bedrag dan de netto
boekwaarde die zou zijn bepaald, als er de vorige jaren geen
bijzondere waardevermindering werd geboekt. Een bijzon-
dere waardevermindering met betrekking tot goodwill wordt
niet teruggenomen.
Niet-afgeleide financiële activa
Financiële activa die niet tegen reële waarde met verwerking
van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening
gewaardeerd worden, met inbegrip van investeringen die
worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode,
worden op iedere balansdatum beoordeeld om te bepalen of
er objectieve aanwijzingen bestaan dat zij een bijzondere
waardevermindering hebben ondergaan. Een financieel actief
wordt geacht onderhevig te zijn aan een bijzondere waarde-
vermindering indien er objectieve aanwijzingen zijn dat na de
eerste opname van het actief zich een gebeurtenis heeft
voorgedaan die een negatief effect heeft gehad op de
verwachte toekomstige kasstromen van dat actief en
waarvan een betrouwbare schatting kan worden gemaakt.
Objectieve aanwijzingen dat financiële activa onderhevig zijn
aan een bijzondere waardevermindering omvatten het niet
nakomen van betalingsverplichtingen en achterstallige
betalingen door een debiteur, herstructurering van een aan
de Groep toekomend bedrag onder voorwaarden die de
Groep anders niet zou hebben overwogen, aanwijzingen dat
een debiteur of emittent failliet zal gaan, nadelige veranderin-
gen in de betalingsstatus van debiteuren of emittenten,
economische omstandigheden die gepaard gaan met
wanbetalingen en het verdwijnen van een actieve markt voor
65
05 / FINANCIEEL RAPPORT
KINEPOLIS GROUP
JAARVERSLAG 2014




