6. Bijkomende informatie betreffende bedrijfskosten volgens aard
De personeelskosten en overige sociale voordelen zijn opgenomen in de volgende lijnen van de winst- en verliesrekening:
7. Financiële opbrengsten en kosten
FINANCIËLE OPBRENGSTEN
IN ’000 €
2013
2014
Kostprijs van verkopen
-27 631
-30 942
Verkoop- en marketingkosten
-3 808
-4 552
Administratiekosten
-6 340
-7 138
TOTAAL
-37 779
-42 632
De afschrijvingen zijn opgenomen in de volgende lijnen van de winst- en verliesrekening:
IN ’000 €
2013
2014
Kostprijs van verkopen
-18 541
-20 189
Verkoop- en marketingkosten
-409
-515
Administratiekosten
-587
-585
Andere bedrijfskosten
-468
-33
TOTAAL
-20 005
-21 322
IN ’000 €
2013
2014
Intrestopbrengsten
21
12
Wisselkoerswinsten
97
82
Inresultaatname van de reële waarde van in het verleden stopgezette afgeleide instrumenten
10
Reële waarde wijziging van de voorwaardelijke vergoedingen
1 359
Verdiscontering van vorderingen mbt overheidssubsidies
769
734
Overige
309
203
TOTAAL
1 206
2 390
De berekening van de verplichting neemt enkel het minimum
gegarandeerde rendement op balansdatum in overweging.
Het feit dat het minimum gegarandeerde rendement ook in de
toekomst moet bereikt worden kan een impact hebben op
toekomstige kasstromen.
De twee belangrijkste argumenten die pleiten voor de
toegepaste waarderingsregel zijn de volgende:
Een strikte toepassing van de ‘Projected Unit Credit Method’
(PUC-methode), zoals voorgeschreven door IAS 19, zou een
assumptie over de evolutie van het minimum gegarandeerde
rendement op toekomstige bijdragen vereisen om zo een
beste inschatting van de vooropgestelde voordelen te bepalen.
Als deze beste inschatting van het verwachte rendement het
huidig gegarandeerde rendement bedraagt, dan kan, in een
periode van lage discontovoeten, deze assumptie als niet-compatibel met andere assumpties worden beschouwd.
De toepassing van de PUC methode vereist ook dat de
voordelen bepaald kunnen worden op geprojecteerde basis.
Dit is niet het geval omdat het rendement op de bijdragen
gelijk is aan het maximum van het minimum gegarandeerde
rendement en het rendement gerealiseerd door het fonds.
Het minimum gegarandeerde rendement kan overigens ook
wijzigen op basis van wijzingen in wetgeving.
In Nederland is er een pensioenfonds voor de volledige
mediasector, dat onder meer een pensioenplan voor de film-
en cinemasector omvat. Het betreft een plan van het type
‘toegezegde-bijdrageregeling’ waaraan alle werknemers van
de Nederlandse entiteiten van de Groep, ouder dan 20 jaar,
deelnemen. Sinds de opname van de Nederlandse entiteiten
in de consolidatiekring van de Groep werden € 0,1 miljoen aan
werkgeversbijdragen gestort.
IN ’000 €
2014
Wiskundige reserves
3 492
Minimum gewaarborgde reserves
3 247
OVERSCHOT
245
78
05 / FINANCIEEL RAPPORT
KINEPOLIS GROUP
JAARVERSLAG 2014




